Geachte heer Weltevrede, Graag zou ik u een vraag voorleggen over en smakelijk detail uit de Dordtse geschiedenis. Kan ik u via deze route bereiken? Met vriendelijke groet, Lodewijk Dros
Het laatste deel van ‘Over de wallen van Den Briel – een drieluik’, door Kees Weltevrede.
Op een vrije woensdagmiddag liep ik naar De Wallen van ons stadje. Juffrouw Nieuwland had die morgen verteld over de koekoek. Ze vertelde dat het zo’n vreemde vogel was die in Nederland bijna niet meer voorkwam, en dat die nog alleen te vinden was op De Wallen van ons stadje, met name langs de oevers van de Lange Vest. Ze zei ook dat ze altijd zo gelukkig werd van de koekoek, maar dat ze zijn roep -het was eind april- nog niet gehoord had.
Ik ging die bewuste woensdagmiddag naar de Lange Vest. Alleen. Ik nam een tekening mee, overgetrokken uit een schoolboek, om de koekoek beter te kunnen herkennen. Hij riep gelukkig zijn naam, dus dat was geen probleem.
Toen ik er eenmaal was, klom ik op De Wallen, wilde ergens tussen het struikgewas gaan zitten, keek om me heen om een plek te vinden en ineens zag ik in de verte mijn juffrouw Nieuwland aankomen. Ik zag het aan haar rode jakje, aan haar donkere haar, en aan haar stevige stap. Ze liep daar niet alleen, aan haar zijde liep een manspersoon.
Ooohh… juffrouw Nieuwland in haar rode jakje gonsde het in mijn hoofd. Zij was mijn aardigste juf ooit. Streng en altijd lief. Echt een juffrouw om heel erg je best voor te doen en hoge cijfers te halen.
Ze liepen daar alle twee en ik zag uit de verte dat ze plezier hadden samen. Het was ook lekker weer, de vogels floten, de bloemen bloeiden, er waaide een zacht lentebriesje en… het was woensdagmiddag.
Ik had mijn zuster ook wel eens hand in hand met een vriendje zien lopen, maar dit was wel andere koek. Juffrouw Nieuwland en haar vriend maakten samen sprongetjes in de lucht, dansten op een leuk liedje dat ik kende (Zeg kwezelke wilde gij dansen…), duwden elkaar weg, trokken elkaar weer aan. Net als in de film. En daarna liepen ze met grote stappen in ganzenpas door het hoge gras van De Wallen…
Ik had maar nauwelijks tijd om me te verstoppen om ongezien te kunnen blijven en toch naar het vrolijk spel van die twee te kijken. Ik hoorde ze over het schelpenpad dichterbij komen. Ze zagen mij niet, ook al omdat ze alleen aandacht voor elkaar hadden natuurlijk. Naderbij gekomen hoorde ik dat ze vogelgeluidjes maakten, ze lachten allebei en zwaaiden met hun armen en het leek net of ze zouden gaan vliegen. Op een gegeven moment gingen ze vlak bij me in het hoge gras zitten. Ze waren zo dichtbij dat ik ze woordelijk kon verstaan. Ik zag zelfs haar bruine ogen en zijn golvend haar. Ze zagen mij niet, want ik had me net op tijd kunnen verstoppen in de struiken.
‘Houd jij ook zo van vogels?’ vroeg hij.
‘O ja, vogels. Ik hou van vogels, van de ooievaar bijvoorbeeld…’ en mijn juffrouw lachte een beetje geheimzinnig.
‘De ooievaar, is die dan al in Den Briel aangeland?’, antwoordde hij met een schuin lachje op zijn gezicht.
‘Nou… dat ga ik je nu nog niet vertellen, je hoort er nog van, wacht maar…’ antwoordde mijn juffrouw.
‘Maar… van welke vogel houd jij eigenlijk het meest?’, vroeg hij.
Mijn juffrouw dacht na. Het duurde even.
‘Nou dat zei ik toch, van de ooievaar’, antwoordde ze, ‘maar… ik houd ook van de mus, de spreeuw, van de kokmeeuw… Ach, van al mijn gevleugelde vriendjes houd ik, maar toch… ik houd vooral óók heel erg van de koekoek. De koekoek is eigenlijk mijn geluksvogel, want als ik die hoor roepen, vliegend over veld en bossen dan krijg ik zo’n heerlijk gevoel van binnen, alsof de tijd stilstaat en alsof ik gelukkig ben voor altijd…, heel mijn leven.’
‘Je bedoelt toch wel met mij hè?’ vroeg hij, en hij lachte vrolijk.
‘Ja met jou natuurlijk, met jou, met wie anders.’
Op dat moment kreeg ik een plannetje. De koekoek… Ik kende heel veel vogelgeluiden, ik kon er wel tien nadoen, misschien wel elf en natuurlijk ook de roep van de koekoek.
En dit was hét moment. Nu moest het gebeuren. Ik zette mijn handen aan mijn mond, maakte een beweging met mijn hoofd waardoor het leek alsof de koekoek van hier naar daar vloog, en ik riep koekoek ! Twee keer, want je moet nooit overdrijven.
‘Koekoek! Koekoek!’
Oooohh…, ze keken allebei tegelijk omhoog naar de blauwe hemel, hun ogen zochten, met open mond keken ze, maar hoe ze ook zochten, nergens was de koekoek te zien.
‘O… de koekoek’, juichte mijn juf ‘een echte koekoek, hij is er, maar waar? Hij is weggevlogen, hoe is het mogelijk. Luister: nu worden we samen gelukkig, je zult het zien!’ en ze straalde, mijn juffrouw, en haar vriend straalde ook.
Even keken ze elkaar in de ogen, rekten zich uit, kropen uit het gras omhoog en zeiden tegelijk: ‘Nu zijn we voor altijd gelukkig, ooohh.’ Ze gingen bovenop De Wallen staan. Dicht tegen elkaar. Ze omhelsden elkaar, ik zag het. ‘Dat staat ergens in de bijbel’, zei mijn juf, die zo mooi uit de bijbel kon vertellen, ‘er is een tijd van omhelzen’, zei ze, ‘dat staat er… en dat doen wij nu.’
…ik had me net op tijd kunnen verstoppen in de struiken…
Pas op, dacht ik, nu kunnen ze me zien, ze kunnen op me neerkijken. Ik kroop voorzichtig nog dieper de struiken in. Ondertussen hield ik ze door het struikgewas in de gaten. Het was zo spannend ze daar zo te zien en tegelijk zelf niet gezien te worden. Gelukkig, ze stonden nog steeds in omhelzing op De Wallen. Hij hield haar stevig vast. Zou hij bang zijn dat mijn juffrouw zou vallen misschien, of dat ze zou weglopen misschien…, dacht ik nog even. En toen… toen gaven ze elkaar een kus, terwijl ze iets fluisterden, ik kon niet precies horen wat ze zeiden. Maar het moest iets heel liefs zijn, dat kon je zien. Het werd ineens zo stil op De Wallen. En ik zag dat mijn juffrouw tranen had, tranen van geluk, want ze lachte. De tranen gleden zo maar langs haar wangen af, en ze lachte lief, en zo gelukkig.
Ze gingen verder. Ze liepen stevig arm in arm De Wallen af, dicht bij elkaar. Ze verdwenen. Opgelucht haalde ik adem. Gelukkig, dacht ik, ik heb hen wel gezien, maar zij mij niet.
De volgende morgen. We zaten in de klas. Rekenen. Iemand fluisterde: ‘Wat kijkt de juf toch weer blij vandaag, nog blijer dan anders…’ Alsof ze het gehoord had, stond juffrouw Nieuwland op van haar lessenaar, tikte met de achterkant van haar potlood tegen het schrijfblad en zei: ‘Jongelui luister, luister goed, gistermiddag, echt gebeurd, gistermiddag was ik op De Wallen… en je gelooft het niet, maar daar heb ik de koekoek gehoord, echt waar, en daarom kijk ik zo blij, de koekoek, ik word daar zo gelukkig van.’
Daarna ging ze weer zitten en ging verder alsof er niets gebeurd was. In het klaslokaal werd weer stil gewerkt, en ik, met een rode blos op mijn gezicht, ik boog me diep over mijn sommen, alsof ik er een lach in wilde verstoppen. Ik keek niet op of om en dacht…wat lief toch, mijn juf, ze weet het niet, maar ik heb een geheim met haar… ze zal het alleen niet geloven als ik het haar straks vertel… Want ik zál het haar vertellen. Straks. En als ze me niet gelooft, doe ik de koekoek nog een keer na… En als ze me dan nóg niet gelooft, zing ik van ‘Zeg kwezelke wilde gij dansen…’ dat ken ik, ze heeft het me zelf geleerd.
Diezelfde morgen, na de laatste bel, wachtte ik haar op. ‘Juffrouw’, zei ik, en op mijn gezicht tekende zich voorpret af, ‘ik moet u wat vertellen…’ en ik vertelde het hele verhaal van wat ik gisteren meegemaakt had op De Wallen. Van begin tot einde, in horten en stoten, dat wel.
Wat er toen gebeurde… ‘Kees’, prevelde ze, ‘Kees… hoe is het mogelijk…! Wat vertel je me nu… Het kan niet. Je verzint het. Het kan niet. Heb jij…? Is het waar? Zeg dat het niet waar is…’
Toen alles weer gewoon werd, maakte iets geheimzinnigs zich van haar meester. Ik zag het. ‘Luister Kees’, zei ze, ‘jij had een geheim, maar ik heb ook een geheim, ook een vógel-geheim, net als dat van jou…’ En ze fluisterde in mijn oor ‘jij mag het wel weten hoor, maar niet verder vertellen.’
En toen maakte ze klepperende geluidjes, en haar handen wiekten omhoog…, en ze zei: ‘… de ooievaar… de ooievaar, hij is in aantocht, hij komt om iets te brengen. Alleen jij mag het weten.’
Och arme, wat moest ik zeggen, wat moest die ooievaar eigenlijk met mijn juffrouw, en wat was dat iets dat ie kwam brengen? Ik was pas zes en ik kon nog maar net sommetjes maken en een versje zingen… en wat wist ik van de ooievaar?
Ik zei: ‘Wat leuk, juf, maakt ie ook geluiden? Roept ie zijn naam ook? Hoe laat komt ie, die ooievaar, en mag ik hem dan even vasthouden, want ik houd zo van vogels. Van alle vogels houd ik. En misschien kan ik dan met uw vriend nog een beetje praten over de koekoek en over de Wallen…’
Meer lezen?
Lees dan deel 1 of deel 2 van deze drieluik van oud-Briellenaar Kees Weltevrede:
Deel 1: Laten we het over De Wallen hebben. De Wallen van mijn geboorteplaats Brielle. De Wallen van mijn jeugd. Ik spreek over oude tijden, en wat mij betreft heb ik het dus over Den Briel, zoals wij vroeger ons vestingstadje noemden. Lees verder >
Deel 2: Je zult het misschien niet van me denken en ik aarzel ook om het hier voor het voetlicht te brengen… maar… ik geloof in engelen. En nog duidelijker: ik gelóóf niet alleen in engelen, ik heb ooit een engel ontmóet. Een paar keer zelfs. Die ene keer waar ik het hier over wil hebben was op De Wallen van Den Briel, mijn geboortestadje. Lees verder >
lodewijk dros
9-27-2022 11:33:57
Geachte heer Weltevrede, Graag zou ik u een vraag voorleggen over en smakelijk detail uit de Dordtse geschiedenis. Kan ik u via deze route bereiken? Met vriendelijke groet, Lodewijk Dros
C. Weltevrede
9-30-2022 10:14:05
Beste Lodewijk. Ik ben een ander met dezelfde naam… sorry
Kees Weltevrede
10-25-2022 12:23:52
Lodewijk… misschien heb ik je in verwarring gebracht. Hier dus mijn informatie…
Geef een antwoord