Tot halverwege de 17de eeuw werden belangrijke verbeteringen in Brielle doorgevoerd. Vanaf 1587 werd de middeleeuwse bakstenen stadsmuur aan de oostkant van de stad vervangen door aarden wallen en bastions, kenmerken van het ‘Oud Nederlands vestingstelsel’. Daarbij hoorden ook brede, natte grachten en speciale beplanting om het geschut aan het zicht te onttrekken.
Er werd ook in de jaren erna nog vaak gedebatteerd over de vesting. Na de eerste oorlog tussen Frankrijk en de Republiek van 1672 tot 1678 besefte men in de republiek de noodzaak om vestingen die een strategisch belang hadden, te moderniseren, beter te onderhouden en beter te verdedigen. Er werd gestreden over de manier waarop dit moest gebeuren.
Brielle 1649 – plattegrond van Johannes Blaeu
al hoewel niet geheel gebaseerd op werkelijkheid: zie ‘uitgelicht’.
De aanpassingen gebeurden volgens het principe van het gebastioneerde vestingstelsel. Zo werd al in 1572 voor de Noordpoort een bastionachtig buitenwerk aangelegd en in de daarop volgende jaren de mond van de buitenhaven voorzien van twee flankerende (overigens inmiddels verdwenen) kleine forten. Elders werden muren gemetseld en de stadspoorten versterkt. Het benodigde hout kwam uit Dordrecht en Noorwegen, de stenen uit Gouda en Oudewater. Nieuwe verdedigingswerken werden verder buiten de stad aangelegd en de vrijgekomen kavels uitgegeven aan particulieren. In oktober 1587 werd bijvoorbeeld aan de oostzijde begonnen aan een nieuw stelsel verdedigingswerken, waarbij de westelijke arm van de Goote – tot dat moment dienstdoende als stadsgracht – werd omgevormd tot haven, de Binnenhaven. De oostelijke rivierarm werd de nieuwe stadsgracht, met daarlangs een nieuw verdedigingsfront in de vorm van een aarden wal met enkele kleine, onregelmatig gevormde bastions. Daar vestigden zich verschillende bierbrouwerijen, een zoutziederij en het magazijn van de stadsfabriek. In 1589 werden de eerste percelen voor de omgeving van de Kaaistraat uitgegeven en in 1597 aan de zuidzijde aan het Slagveld.
Omdat de oude buitenhaven langzamerhand verzandde, werd in 1607 besloten tot het graven van een nieuw havenkanaal, in oostelijke richting. Hiervoor werd de middeleeuwse, door de Geuzen geramde, Noordpoort afgebroken. Ervoor in de plaats kwam de Waterpoort, aan de ingang van de Maarlandse haven.
Van de zestiende en vroeg zeventiende-eeuwse vestingwerken is niets bewaard gebleven. Omstreeks 1625 moet opnieuw een ingrijpende vernieuwing hebben plaatsgevonden, waarbij nieuwe wallen en zeven nieuw bastions werden aangelegd.
Naar artikel: ‘De stad krijgt haar definitieve vorm’ >>
De heer van Voorne verleende Brielle in 1330 stadsrechten. Acht jaar later, in 1338, ontving Brielle het recht om de stad met muren en verdedigingswerken te versterken. Dit betekende een grote stap op weg naar vrijheid, daar de poorters van Den Briel het recht van verdedigen in eigen hand hadden en niet meer afhankelijk waren van een ‘Heer van Voorne’.
Uit overgeleverde documenten blijkt dat in 1342 rondom Brielle een stadsvest (gracht) aanwezig was en er in 1350 inderdaad sprake was van een stadsmuur. De plattegrond die cartograaf Jacob van Deventer van Brielle vervaardigde, toont aan dat Brielle in 1558 vier stadspoorten had: de Noordpoort, de Lange poort, de Piermanse Poort en de Zuidpoort.
1 April 1572
De inname van Den Briel door de watergeuzen op 1 april 1572 via het rammeien van de Noordpoort (en via de openstaande Zuidpoort) baarde het stadsbestuur grote zorgen. Van de Noordpoort is heden de fundering nog zichtbaar. Maar mede door het gemak waarmee de geuzen de stad hadden ingenomen en de daarna voort durende oorlogsdreiging, besloten de Staten de vestingwerken te verbeteren en aanzienlijk uit te breiden. Hierbij kreeg vooral de oostzijde veel aandacht. Door de inpoldering van de Goote was deze zijde van de stad extra kwetsbaar. Er werden bastions aangelegd naar model van Italiaanse vestingen, waarbij werd uitgegaan van het zichtveld van de kanonnen. Willem van Oranje was, vanuit zijn functie als stadhouder, in juni 1573 in Brielle aanwezig om te beoordelen of de zwakke plekken in de verdedigingswerken volgens zijn aanwijzingen waren verbeterd.
Naar het artikel “Van Stadsmuur tot Bastions” >>
De bastions op de Brielse wallen moeten gebruikt worden om de geschiedenis van Brielle te laten zien. Dit vindt de projectgroep ‘Bastions ontsloten’, die een nieuwe bestemming voor de bastions op de Brielse wallen wil ontwikkelen. Dit jaar bestaan de wallen 300 jaar. Veel activiteiten hebben er plaatsgevonden. Nu verder.
Projectleider Rein Groen: “We moeten het interessanter maken voor toeristen en Briellenaren om in aanraking te komen met de geschiedenis van Brielle. De bastions zijn hiervoor de perfecte locatie.”
Nieuwe bestemming
Op dit moment worden de bastions voornamelijk gebruikt als opslag- en ontmoetingsruimte, bijvoorbeeld voor de 1 april vereniging. De projectgroep gaat onderzoeken op welke manier de bastions een nieuwe bestemming kunnen krijgen. Het idee ontstond tijdens een wandeling over de wallen. Groen: “Op een gegeven moment stuitten we op, wat inmiddels bekend staat als het Kruitmagazijn. Verscholen onder het pad tussen het Oranjebolwerk en Oranjeplein, was het ons nooit opgevallen. Inmiddels heeft de werkgroep ‘Kanonnen en Affluiten’ het Kruitmagazijn geopend. Hierdoor zijn we erg nieuwsgierig geworden naar wat de mogelijkheden zijn voor de andere bastions.”
Geschiedenis van Brielle
De projectgroep hoopt door de ontwikkeling van dit plan de belangstelling voor de geschiedenis van Brielle te vergroten. Daarnaast zal de projectgroep onder de titel “Van tachtigjarige oorlog tot Vrijheidsbos” een wandelroute uitzetten. De wandelroute zal van de wallen tot aan het Vrijheidsbos langs de Brielse Maas gaan. Op dit moment bestaat de projectgroep uit Marijke Holtrop, Jeanette de Lange en Roel Slachmuylders van het Historisch Museum Den Briel; Willem Delwel , voorzitter van het Erfgoedgilde Brielle en Koos Steentjes van werkgroep ‘Kannonen en Affluiten’. Mensen die mee willen werken aan het project zijn van harte welkom. Zij kunnen zich melden bij projectleider Rein Groen: reingroen@hotmail.com.
In april 1998 is in opdracht van de gemeente Brielle door het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van gemeentewerken Rotterdam (BOOR) archeologisch onderzoek verricht op het terrein van de vroegere meisjesvakschool, waar over een lengte van ruim honderd meter de historische stadsmuur is opgegraven.
De opgravingen werden onder leiding van archeoloog drs. A.J. Guiran uitgevoerd. De opgegraven muur ligt vrijwel parallel aan de Langestraat; na circa 62 meter knikt de muur in de richting van de Burgemeester H. van Sleenstraat.
De indrukwekkende funderingen van de stadsmuur zijn over het algemeen over een hoogte van 1.50 à 2.20 meter bewaard gebleven. Aan de achterzijde van de muurfunderingen is, op onderlinge afstand van ruim drie meter, een groot aantal steunberen aangetroffen. Deze dienden om de muur in balans te houden en om de tongewelven te dragen, waarop een weergang was aangebracht.
De lengte van de gebruikte bakstenen (27 – 29 centimeter) geeft een – voorzichtige – indicatie voor de datering van de muurfunderingen: de eerste helft van de veertiende eeuw. Een bakstenen vloertje tussen de steunberen en een beerputje uit het laatste kwart van de veertiende eeuw wijzen op een mogelijke bewoning onder de bogen van de weergang.
Een heel bijzonder fenomeen is de doorgang in de stadsmuur ter hoogte van het midden van de Maarlandse haven. Deze doorgang is al aanwezig in de eerste aanleg van de stadsmuur.
De doorgang in de muur was een onverwachte en zeer interessante vondst. In de opening werden brokstukken van een gemetselde boog aangetroffen. Een groot gedeelte van vermoedelijk een gemetselde boogconstructie bleek in de opening naar beneden te zijn gestort. Aan weerszijde van de opening werden de resten van houten palen gevonden. Die zijn met dendrochronologisch onderzoek* gedateerd op circa 1360.
De stadsmuur verloor haar functie aan het eind van de zestiende eeuw door de modernisering van de verdedigingswerken. Ergens in het midden van die eeuw is men de sluisgang gaan slopen. Een grote uitgraving getuigt van deze activiteit. De vulling van deze uitgraving bestaat onder andere uit mest en puin. Er komen naast aardewerk en dergelijke ook bijzondere vondsten als gebrandschilderd glas in voor.
*Dendrochronologie of jaarring(en)onderzoek is de wetenschapsdiscipline die zich bezighoudt met het dateren van houten voorwerpen of archeologische vondsten aan de hand van in de voorwerpen herkenbare groeiringen.
Geef een antwoord