Van courtines tot bastions, van affuit tot arsenaal…
al deze begrippen kent men in Brielle, maar wat betekenen ze precies?
Uit: Kamps, P.J.M., P.C. van Kerkum & J. de Zee, 2004: Terminologie verdedigingswerken: inrichting, aanvallen en verdediging (Stichting Menno van Coehoorn), Utrecht
affuit, onderstel voor een vuurwapen
arsenaal, magazijn voor oorlogsbehoeften, veelal met bijbehorende werkplaats; ook wel armamentarium, bushuis, tuighuis of (‘s) lands huis bastille, middeleeuws vestingwerk, veelal als zelfstandige verdedigingsburcht, gelegen voor de stadspoort of -muur
bastion, vijfhoekige aarden of stenen uitbouw van een verdedigingswerk naar oorspronkelijk Italiaans ontwerp, voornamelijk voor het bestrijken van de aanliggende courtines*; bestaat uit twee facen*, twee flanken* en een niet-bewalde keel*; ook wel bolwerk of dwinger ; zie ook gedetacheerd bastion
Basisvormen van bastions, a Oud-Italiaans; b Nieuw-Italiaans; c Oud-Nederlands; d verbeterd Oud-Nederlands; e Frans (Vauban, 2e methode); f Nieuw-Nederlands (Coehoorn)
bedekte weg, doorlopende, door een aardlichaam gedekte weg rond de buitengracht van een vesting;
bestemd voor het verzamelen van troepen voor een uitval, of als verdedigende opstelling; veelal ook toegepast
bij een enveloppe*; ook wel gedekte weg
batterij, 1. (organisatorisch), een aantal stukken geschut van gelijk type, samengevoegd in één organisatie en onderling vuurverband; vroeger ook wel genaamd beukerij
2. (vestingbouwkundig), opstellingsplaats, eventueel op een bedding*, voor een aantal stukken geschut; soms uitgevoerd als afzonderlijk klein verdedigingswerk; zie ook nevenbatterij en tussenbatterij
beer, gemetselde dam in een vestinggracht; ter bemoeilijking van de overgang aan de bovenzijde in de vorm van een ezelsrug* en voorzien van een monnik*
Opmerking.Een beer kan de volgende functies hebben:
1. scheiding respectievelijk regulering van de waterstand in een gracht, eventueel d.m.v. een sluis (sluisbeer)
2. als holle beer, voor het doorlaten van personeel
3. idem, en bovendien voorzien van schietgaten, voor grachtsflankement
Beer met twee monniken (vesting Brielle)
beleg, het insluiten van een vesting en het treffen van voorbereidingen deze in bezit te krijgen
belegering, de actieve gevechtshandelingen tijdens een beleg*
bewakingstroepen, 19e eeuwse aanduiding voor troepen bestemd voor de beveiliging of bewaking van het
vóór of tussen permanente verdedigingswerken gelegen terrein
bezettingstroepen, 19e eeuwse aanduiding voor troepen bestemd voor de verdediging van permanente
verdedigingswerken
bolwerk
1.vroeger een veelal rond verdedigingswerk voor of buiten een stadsmuur of-omwalling
2.later gebruikt als synoniem voor bastion*
3. ook in het algemeen wel gebruikt voor een belangrijk, niet nader gedefinieerd verdedigingswerk
bomvrij, het door metselwerk, beton of grondlaag bestand zijn van een verdedigingswerk tegen vernieling door bommen; het begrip is relatief en afhankelijk van het vermogen van de bewapening in een bepaalde periode; vergelijk granaatvrij en scherfvrij
borstwering, dekking van aarde (grond), steen of ander materiaal, ter bescherming van erachter opgestelde schutters of geschut; in de middeleeuwen veelal bestaande uit gekanteelde muren, later meestal van
aarde
bres, opening in een vestingmuur of -wal, gemaakt met behulp van geschutvuur, mijn of stormram, voor de doorgang of beklimming door de aanvaller
buitenwerk, algemene benaming voor delen van een vesting welke vóór de hoofdwal* doch binnen de
bedekte weg* zijn gelegen; bijvoorbeeld: contregarde*, couvre-face*, halve maan*, hoornwerk*, kroonwerk*, ravelijn*, tenaille* enz.; niet te verwarren met voorwerk*
bunker, algemene, aan het Duits ontleende benaming voor gevechtsopstellingen, onderkomens e.d., doorgaans van gewapend beton
Coehoornmortier, draagbare mortier* met zeer korte loop, kaliber ±13 cm; genoemd naar zijn ontwerper
commandement, zodanige hoogte van een positie dat van daaraf de voorgelegen werken of terreingedeelten kunnen worden beheerst
contre-batterij, belegeringsbatterij* aangelegd op de kruin van een bedekte weg*, voor het bestrijden van flankerend geschut van de verdediger
coupure, doorsnijding of doorgraving in een vestingwal of -muur of van een inundatiekering
courtine, deel van een vestingwal- of muur, gelegen tussen twee rondelen* of bastions*; ook wel gordijn
embrasure, schietopening of -sleuf* in een borstwering*
emplacement, voorbereide opstellingsplaats voor geschut*; ook wel platform*;
enveloppe, rond de hoofdgracht gelegen doorlopende beschermingswal, waarvan aaneengeschakelde buitenwerken* kunnen deel uitmaken; was vaak ook voorzien van een bedekte weg*
ezelsrug, bovenzijde van een beer*, spits toelopend ter bemoeilijking van de overgang; ook wel dos d’ane of dodane
face, naar buiten gerichte schuine zijde van een bastion*, ravelijn*, flèche*, redan* of lunet*
fausse-braye, zie onderwal
flankeren, het van terzijde onder vuur nemen van een deel van het eigen vestingwerk, van een terreingedeelte of van een vijandelijk doel
fortificatie
1. verzamel naam voor (permanente) verdedigingswerken
2.het aanleggen van (permanente) verdedigingswerken
3.kennis en kunde voor de bouw van verdedigingswerken; ook wel bevestiging
galerij, overdekte gang in een verdedigingswerk, soms aan een of twee zijden voorzien van openingen
zoals schietgaten; zie ook poterne
gebastioneerd front, deel van de omwalling van een vesting volgens het gebastioneerde stelsel*, gelegen tussen de saillanten, respectievelijk verlengde kapitalen der bastions
gebastioneerd stelsel, vestingbouwkundig stelsel, gekenmerkt door de toepassing van bastions*
geschut, verzamelnaam voor vuurmonden*, samengesteld uit schietbuis, onderstel (affuit*) en richtmiddelen; zie ook slingergeschut
glacis, flauw aflopend talud*, gelegen buiten de contrescarp* van een vestingwerk, dat vanaf de wal*
of de gedekte weg* met vuur kan worden bestreken
Opmerking. Wanneer het talud niet zuiver recht, doch vanaf een zeker punt steil benedenwaarts afloopt, spreekt men van een gebroken glacis of glacis coupé; hierdoor ontstaat een dode hoek welke de aanvaller dekking verschaft
hol bastion, zie bastion
hoofdwacht, centraal gelegen wachtgebouw in een vesting of garnizoen, van waaruit alle wachten worden
geregeld
hoofdwal, doorlopende wal* rond een vesting, zonder de voor*- of buitenwerken* (afb.l); ook wel stadswal of kapitale wal
inundatie, doorgaans defensieve onderwaterzetting van een terreingedeelte voor militaire doeleinden; is zo mogelijk zowel onbegaanbaar als onbevaarbaar; wordt ook wel offensief gebruikt om een vijand te verdrijven
kanon, vuurmond* (stuk geschut*) met lange loop van ongeveer 15 of meer maal het kaliber en een
hoge aanvangssnelheid, voor het verschieten van projectielen met nagenoeg gestrekte baan over relatief grote afstand
kogelgloeioven, oven voor het verhitten van kogels, met het doel daarmee brand te stichten
Informatie over de kogeloven aan de Brielse Maas van de website van het Historisch Museum Den Briel:
“Aan het begin van de 18de eeuw werd bij de toren dan ook een klein fort gebouwd dat later in die eeuw uitgroeide tot een kustbatterij, een klein verdedigingswerk, met kanonnen die vijandelijke schepen in de Maasmond konden beschieten. Bij de batterij behoorde ook een kogelgloeioven, waarin de kanonkogels werden verhit.
Inspectie van de vestingwerken op Voorne was een taak van de militaire genie. De Briellenaar Johannes van Westenhout (1754-1823) was behalve architect –van bijvoorbeeld de verbouwing van het stadhuis van Brielle- van 1793 tot 1795 ook directeur-generaal van ’s land fortificatiën. In die hoedanigheid inspecteerde hij het bastion bij de Stenen Baak.”
linie, ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengeschakelde of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen zoals inundaties*, grachten*, prikkeldraadversperringen, mijnenvelden* en tankhindernissen; zie ook stelling
logement, positie ingenomen door aanvallende infanterie nabij of in een bres*
monnik, opstaande hindernis van metselwerk of natuursteen, aangebracht op een beer*
onderwal, voor en onderlangs een vestingwal gelegen borstwering* voor geweerschutters, met als doel de voorgelegen gracht* frontaal met vuur te kunnen bestrijken; ook welvoorwal*
Oud-Nederlands stelsel, 16e/17e-eeuws vestingbouwkundig stelsel*, voornamelijk ontwikkeld door Simon Stevin, gekenmerkt door aarden wallen*, natte grachten* en bastions* met rechte flanken* die haaks staan op de courtines*; voor de hoofdwal is veelal een
onderwal* of fausse-braye* gelegen; zie ook Nieuw-Nederlands stelsel
positiegeschut
1. geschut* voor vuur op grote afstand t.b.v. de verdediging van een positie als geheel, en in het bijzonder voor de bestrijding van vijandelijke artillerie
2.zwaar geschut* dat permanent op de wal van een fort of vesting is opgesteld; zie ook remisegeschut
poterne, ondergrondse bomvrije gang door een fort of vesting, dienende als verbinding met een (geheime) toegangs- of uitvalspoort; meer in het algemeen als interne verbinding met andere delen van het werk; zie ook sortie
ravelijn, midden voor een vestingfront* gelegen, ongeveer driehoekig of redanvormig buitenwerk*,’ ter dekking van courtine* en toegangspoort, alsmede de schouderhoeken der naastliggende bastions* tegen vijandelijk vuur
remise, bomvrije* bergplaats voor geschut* of ander materieel
saillant, uitspringende punt van een bastion* of ander vestingwerk, waar de facen samenkomen
schietgat, schietopening in een wal of muur; zie ook voor de ontsteking van munitie of als lichtspoormunitie embrasure* en schietsleuf
schootsveld, gedeelte van het terrein dat door een wapen onder vuur kan worden genomen
stelling, min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken; ook wel positie; zie ook linie*
talud, hellend vlak of glooiing van een aarden wal* of glacis*; te onderscheiden in binnen- en buitentalud; ook wel dosséring of docering
tracé, grondplan of plattegrond van een verdedigingswerk of-stelsel
traverse,1.loodrecht op de hoofdwal* staande aarden wal ter dekking tegen zijwaarts inkomend vuur of scherfwerking; ook wel dwarswal, schouderweer en zijweer ; zie ook bonnet-traverse en holtraverse
2.achter een opening in de wal gelegen lichte borstwering*, om te voorkomen dat de aanvaller door de opening in het werk kan vuren; ook wel rugweer
verdedigingswerk, als zodanig aangelegde, dekkingverschaffende opstelling voor troepen en bewapening; te onderscheiden in permanente (duurzame) en tijdelijke verdedigingswerken
vest of veste, stadsgracht, stadswal of vestingmuur; ook wel vesting
vesting, versterkte stad; soms ook een groter verdedigingsgebied
vestingbouwkundig stelsel, in bepaalde periodes toegepaste en/of aan ontwerpers ervan toegeschreven vaste principes en regels voor de inrichting van vestingen, met het doel zo goed mogelijk bescherming te bieden tegen het vuur van een vijand en de gunstigst
mogelijke beschermende opstelling te bieden voor de eigen wapens en personeel
Opmerking. Tot de hier te lande meest bekende stelsels behoren:
• gebastioneerde* stelsels (Oud- en Nieuw Italiaans, Oud- en Nieuw Nederlands; Franse stelsels volgens Vauban e.a.)
• getenailleerde* stelsels (o.a. Cormontaigne)
• polygonale* stelsels (o.a. Brialmont);
zie verder bij vestingfront
vestingfront, deel van de omwalling van een vesting, waarvan het tracé, ingericht volgens een bepaald vestingbouwkundig
stelsel*, een aantal malen wordt herhaald;
vestingwerk, permanent verdedigingswerk*
Vestingwet, Wet van 18 april 1874, waarin werd vastgesteld welke verdedigingslinies, respectievelijk -werken zouden deel uitmaken van de landsverdediging of zouden worden opgeheven
voorburcht, bij een burcht behorend voorwerk*
voorgracht, gracht* gelegen vóór de hoofdgracht* van een vestingwerk
voorwerk, verdedigingswerk, gelegen vóór het glacis* van een vesting*, maar binnen het bereik van het ondersteunende vuur daarvan; zie ook buitenwerk
wachthuis, meestal stenen, en soms versterkt bouwwerk in een vesting, met de functie van blokhuis of corps de garde
wal, dijkvormige aarden ophoging rond een verdedigingswerk, voorzien van een borstwering*
walstraat, onderlangs de eigen zijde van stadsmuur of -omwalling gelegen verbindingsstraat voor het verplaatsen van troepen en materieel
waterpoort, tot een omwalling behorende poort over een rivier, kanaal of haven, voorzien van een valhek* of andere versperringsmiddelen om de doorvaart te verhinderen
De oude waterpoort van Brielle is in 1894 afgebroken:
weergang, door een borstwering* beveiligde loopgang op een vestingmuur of aan de binnenzijde daarvan
zijweer, zie traverse ( betekenis 1)
Gedurende de Eerste Wereldoorlog en nog lang daarna bleven de wallen grotendeels verboden gebied voor de burgers. In 1922 werd in het Kijkpaalbolwerk de fundering blootgelegd van de oude Noordpoort, waardoor in 1572 de Geuzen de stad waren binnengetrokken.
Het schootsveld rond de stad werd prijsgegeven, waardoor ook buiten de vesting in steen gebouwd kon worden. In 1936 werd de courtine bij de Kaaistraat doorgegraven (en de sortiepoort verwijderd) en een weg gelegd door de Kaaivest.
Voor en in de Tweede Wereldoorlog werd er op en rond de vesting veel gebouwd. Bovenop de bomvrije ruimte in Bastion IX werd bijvoorbeeld in 1939 een luchtwachtpost geplaatst. Tijdens de Bezetting werd in het Westerbolwerk een aantal barakken geplaatst, die na de oorlog wegens woningnood nog lange tijd door burgers bewoond zijn geweest. In andere bolwerken werden bunkers gebouwd die na de oorlog vrijwel allemaal zijn verwijderd.
In militair opzicht speelden de wallen geen rol meer: wel waren zij op andere manieren nuttig: in het Galgebolwerk lag jarenlang een tennisveld en een andere bolwerk diende als openluchttheater.
De restauratie in de jaren 1972-1975 bracht de vestingwallen terug naar het aanzicht van 1713, weliswaar met de 19e eeuwse toevoegingen, maar zonder de 20e eeuwse bunkers.
Een filmpje uit 1972 (bron: Wikipedia)